De uitvoering

Het zaallicht staat aan. De eerste uitvoering gaat beginnen. Twee bezoekers lopen de zaal in, en sluiten de deur. Ze gaan op de voorste rij zitten, waarna ik, met toch nog wel een trillende hand en een knikkende rechterknie, ze een exemplaar van mijn manuscript overhandig. Het liefst zou ik nu door de vloer zakken, als een perfect uitgevoerde truc van Hans Klok.

De generale repetitie verliep niet vlekkeloos. Ik was vaak niet tevreden met het ritme van de tekst, waar ik achter kwam wanneer ik de zinnen hardop uitsprak. Een tijdrovende bezigheid, maar cruciaal. Het was maar goed dat de zon de afgelopen weken vaak achter de wolken bleef. Te korte zinnen plakte ik aan elkaar, tussen lange zinnen zette ik een punt. Ook verwijderde ik geregeld een dubbel woord. Het was voor mij de beste manier om kleine fouten uit de tekst te halen.

Het verhaal zit inmiddels zo verankerd in mijn hoofd, dat ik per pagina zou kunnen vertellen wat er staat. Daarin schuilt ook het gevaar, omdat ik geneigd was zaken weg te halen die ik als vanzelfsprekend begon te zien, omdat ik ze inmiddels (te) vaak voorbij had zien komen. Vanzelfsprekendheden, die dat voor een nieuwe lezer misschien niet zullen zijn. Alsof de interne criticus en deze lezer aan het pingpongen waren, gingen mijn gedachten heen en weer als het balletje tijdens het spelen.

Ik ben benieuwd hoe ik ermee omga, wanneer Zufan en ik straks voor onze tent aan het meer van Bled in Slovenië zitten, ik a little life van Hanya Yanagihara lees die ik van een vriend heb gekregen, en zij met een dik pak A4 op haar schoot zit. Terwijl ik weet dat mijn beste vriend Christoffer op dat moment in zijn favoriete blauwe stoel, met zijn benen over elkaar en een perfect uitgebalanceerde bak koffie in zijn rechterhand, mijn boek leest. Vakantie is ontspannen, wordt er gezegd.

Maar ik vind het goed genoeg om het te laten lezen, dus daar houd ik mij aan vast. Ik hoop dat ze erdoor geboeid zijn, dat ze goesting hebben om door te lezen, zodat ik uit kan zien naar het moment dat jij, als lezer van mijn blog, ook op vakantie op een campingstoel, op die lekkere bank in je woonkamer, of gewoon, op het toilet, een boek van Jireël Verhage leest.

Dit lijkt nog ongrijpbaar ver weg. Ik ga zo mijn vriendin ophalen die klaar is met haar laatste tentamen en we rijden daarna eerst nog even langs Goes, om de auto vol te laden met ouwe lullen kampeerspullen. Ik ben benieuwd of mijn moeder die Nordic Walking-stokken toch nog heeft klaargelegd.

Ik spreek je eind september weer, dan vertel ik of ik er nog steeds vertrouwen in heb.

Cheers!

Ik had een blinddate

Plots zag ik hem mijn straat inlopen. Gelukkig, het was geen opa van vierentachtig of een man in een lange regenjas. Ik kneep nog een keer mijn ogen samen en herkende hem van de foto. Ik wist niet of ik op moest staan, of nog even moest blijven zitten.

Ik besloot het laatste, en stak mijn hand op toen hij halverwege de straat was. Wanneer ik keek, keek hij weg. En andersom. Mijn handen werden klam. Ik rekte mij uit, wat nergens voor nodig was. Zijn handen hield hij in zijn zakken, terwijl hij net deed of hij genoot van de gebouwen aan de andere kant van de straat.

We hadden afgesproken bij de Folklore. Sjack had besloten een avond samen met zijn vrouw door te brengen. Ik geef hem geen ongelijk, maar daardoor zat ik op een leeg terras te wachten, terwijl mijn vriendin stiekem uit het raam tuurde.

Ik had afgesproken met een lezer van mijn blog. Naar aanleiding van mijn blogs op schrijvenonline had hij zich aangemeld voor de automatische mailing (onderaan deze pagina, echt een aanrader, dan mis je er sowieso geen). We kwamen in contact nadat ik iedereen die zich had ingeschreven handmatig had gemaild, aangezien de automatische mailing panne had. Hij wist hoe ik dit kon oplossen.

We bleven de e-mails afsluiten met een vraag. E-mails die steeds langer werden. Ik ken weinig andere mensen die zich met schrijven bezighouden en we hadden elkaar veel te vertellen. Ik wist van mijn baan bij bol.com dat ik na een paar mailwisselingen altijd nieuwsgierig werd. Nu kon ik wel doen wat ik wilde. Ik mailde of hij zin had om een biertje te drinken in de Folklore, nadat ik de blog over mijn buurman eind juni online had gezet. Alsof ik tien jaar terugging in de tijd en wachtte op de reactie van een meisje, opende ik de mail met zijn antwoord.

Afgelopen zondag was het zover. We brachten de avond uiteindelijk door bij ’t Galgenhuis, maar het voelde niet als een strop. Alleen in het begin had die strak om onze nek gezeten, toen we geforceerd een paar schrijvers onder de loep namen. Nadat we uitspraken dat we het allebei toch wel spannend vonden, praatten we alsof we dat elke zondagavond deden. We besloten elkaar nog een keer te zien.

Het was een welkome afwisseling van het weekend waarin iedereen uit mijn tijdlijn op lowlands of pukkelpop leek te zitten, terwijl ik nog steeds met een trillende knie elke dag aan het herschrijven ben. Volgende week woensdag ga ik met verlof. Dan wil ik het manuscript graag afhebben, zodat mijn vriendin het voor de tent kan lezen. En geloof me, haar bril is nog kritischer dan die van mij.

Volgende week hoor je of het gelukt is. Tot dan!

 

Met knikkende knieën en trillende handen

Je hebt tien maanden gerepeteerd, het moment is bijna daar. Nog één keer oefenen. De spotlights staan aan, met knikkende knieën betreed je het podium. Je hand trilt. Al bij de eerste zin slaat je stem over. Je voelt het zweet vanuit je oksel over je ribbenkast parelen. En dat terwijl de zaal nog leeg is.

Zo voelde ik me de afgelopen week. En nog steeds, eigenlijk. Alsof ik bezig ben met een generale repetitie. Er wordt vaak gezegd dat een slechte generale een goede première belooft. Dat kan wel zo zijn, maar in mijn geval betekent dat gewoon een slecht boek. Ik dacht dat ik de interne criticus de afgelopen maanden goed de baas was. Maar nu het erop aankomt, twijfel ik ineens aan elke alinea en worstel ik van valkuil naar valkuil.

Zo blijft er bij de hoofdpersoon een stuk plakband onder zijn voet plakken. Een klein detail, waardoor de lezer weet dat het cadeau is uitgepakt. Maar ik was nog niet tevreden. Ik stond op en rommelde in de rechterkeukenla, hield dingen vast die sinds de verhuizing niet zijn aangeraakt, en pakte een rol plakband. Ik beet er een stuk vanaf en plakte het onder mijn voet. Ik trok het eraf, om te kijken hoe dat voelde. Ik begon nu echt door te draven.

Mijn tekst beter maken, moet altijd het uitgangspunt zijn. Zo ben ik het afgelopen half jaar te werk gegaan. Met die insteek begon ik aan de derde versie, maar ik voegde omschrijvingen toe die de tekst zwakker maakten. Hier kwam ik vaak pas de volgende dag achter, wanneer ik hardop voorlas wat ik had aangepast. Dan staarde ik naar de verbeterde versie op mijn scherm, en vervolgens naar de papieren versie voor mij. Goed dat die twee werkwoorden nu gescheiden zijn door een komma, maar verder was de scène niet beter geworden.

Ik voeg nu bijna niets meer toe. Ik focus mij op de fouten die erin staan, op het ritme van de tekst en op onduidelijkheden. Ooit vond ik de tekst na twee keer herschrijven goed genoeg om verder te werken, dus daar houd ik mij aan vast. Als ik verveeld ben, hoeft dat niet te betekenen dat de lezer dat ook gaat zijn. Al blijft dat een verschrikkelijk moeilijke inschatting.

Wordt vervolgd.

Hoe ik mijn eigen boek las

Ik kon er niet langer voor weglopen. Ik schonk een IPA in, trok mijn schoenen en sokken uit, baalde dat ik geen korte broek had meegenomen en pakte de eerste pagina erbij. Ik knikte naar mijn vriendin en begon te lezen.

Met een trillende knie had ik in de bijrijdersstoel gezeten. De bammetjes waren in de tas gebleven, evenals mijn flesje water, anders moest ik nog vaker plassen. De omgeving werd steeds heuvelachtiger. Ik had het wel gezien, maar nauwelijks geregistreerd.

We kwamen aan in Frasnes-lez-anvaing. De plek was even romantisch als de plaatsnaam, die ik overigens nog steeds niet kan uitspreken. We hadden een kleine studio, in een soort woonwagen, met een prachtige tuin aan de rand van een bos. Daar stonden twee mooie strandstoelen, van hout in plaats van plastic. De brandschone barbecue schreeuwde om gebruikt te worden, want voor het eerst in weken scheen de zon langer dan een uur, vertelde de eigenaresse in een mengeling van Frans, Vlaams en Engels. We besloten meteen vlees te gaan halen. Het voelde als een bevrijding.

In een van die strandstoelen zat ik nu. Hoe spannend ik het ook vond, ik kon de confrontatie niet meer uit de weg. Als ik het zelf al nauwelijks durf door te lezen, hoe gaat mijn week er dan uitzien nadat mijn boek op de plank ligt? Ik pakte een pen en vulde al snel de kantlijn met opmerkingen als: te geforceerd, te onverwacht, niet logisch en onderstreepte woorden die binnen twee zinnen meerdere keren voorkwamen -een van mijn valkuilen. Ik keek op van de pagina en staarde het bos in.

Mijn pen gooide ik de tuin in, op een manier alsof die er iets aan kon doen dat ik niet tevreden was over het begin. Ik stond op en las op de trap van de woonwagen verder. Dit ging beter. Ik probeerde te lezen zonder de kritische bril, en te ervaren of ik de drang had om door te lezen. Dit was niet het moment om alinea’s aan te willen passen, ik wilde vat krijgen op het geheel.

Ik was op de helft, toen het eerste stokje met lamsvlees op de barbecue ging. Althans, dat dachten we gekocht te hebben toen de jongedame achter de toonbank in de slagerij met een overtuigende meh meh onze vraag beantwoordde. De barbecue aankrijgen zonder aanmaakblokjes bleek nog lastiger dan verwacht, dus vroeg mijn vriendin of we nog ergens papier hadden. Grapjas.

Ik had zodanig veel vertrouwen gekregen dat ik tussen het vlees door een hoofdstuk voorlas. Ik durfde het vooral omdat ik eigenlijk al wist dat ik redelijk tevreden zou zijn over het stuk dat zou komen. Toen ik de volgende dag thuis op de bank verder las, was dat soms wel anders. Maar het verhaal bevat alles wat ik wil vertellen. Vanaf morgen begin ik weer met herschrijven. Hopelijk voor de laatste versie.

Tot volgende week.

Is mijn boek dan klaar?

Precies een jaar geleden ging ik zenuwachtig naar mijn werk. Op het moment dat mijn leidinggevende de afdeling opliep, stond ik op om te vragen of hij even een momentje had. Dat kan in kantoortaal veel betekenen, maar ik denk dat ik het op zo’n manier zei, dat hij wist dat ik niet wilde vragen of ik nog een dag extra vakantie mocht.

Die morgen was ik vertrokken vanuit Giessenburg. Elke zomer zitten we met tien vrienden een paar dagen in het huis van de ouders van een vriendin, die dan zelf op vakantie zijn. Een zelfgebouwd houten huis, met sauna en een buitendouche. Het zijn net zoals je verjaardag of oudejaarsdag van die momenten waar je terugkijkt op het afgelopen jaar.

Zo ook afgelopen weekend. Het uitzicht over het weiland, de knusse bedstee, de strijd op de tennisbaan en de immer snoeihete sauna –elk jaar worden we op dezelfde manier met open armen ontvangen, maar komen we anders aan. Er is een kind geboren, John Coffey heeft een pauze, er staan ineens auto’s van de zaak, er is weer een nieuw soort bier in het leven geroepen en de andere kleine van anderhalf zei voorzichtig haar eerste woordjes. En ik?

Ik heb dertig keer dezelfde wc schoongemaakt. Maar ook mijn verhaal in zijn geheel op papier gezet. Het laatste woord -waarvan ik al lang wist welke dat zou worden- heb ik de dag voordat we naar Giessenburg vertrokken, opgeschreven. Dat had ik niet zo gepland, want dat is onmogelijk. Soms zat ik drie uur te worstelen met een alinea, om hem de volgende dag alsnog in zijn geheel te verwijderen. En die dekselse cursor, die blijft gewoon knipperen alsof het hem helemaal niks doet.

Is mijn boek dan klaar? Nee, zeker niet. Morgen komt mijn vader langs met 180 A4’tjes in zijn toch al veel te volle tas. Komend weekend ga ik kijken of mijn Frans in zijn geheel uit mijn systeem is verdwenen, want mijn vriendin en ik wagen de oversteek naar Wallonië. Ik heb een huisje geboekt zonder al te veel eisen, als er maar een leesstoel aanwezig is. Daar ben ik te vinden, samen met de vellen papier en vijfenzeventigduizend woorden, waarvoor ik precies een jaar daarvoor het definitieve startschot had gegeven toen ik mijn baan opzegde.

Ik heb er donders veel zin in, maar vind het ook spannend. En dat laatste overheerst, zonder enige twijfel. Kan ik nu meer laten staan dan dat ik schrap? Ben ik bij het volgende weekend in Giessenburg nog steeds aan het herschrijven, of staat mijn boek dan ook daar in de imposante boekenkast?

Volgende week vertel ik of de Waalse leesstoel is bevallen.