De ballon met 3 uur en 59 minuten bungelde enkele meters voor mij, zachtjes deinend in de wind, strak vastgebonden op de rug van de pacer. Wat er ook mocht gebeuren, ik wilde die man niet uit het oog verliezen. Als ik de hele marathon achter hem aan zou hobbelen, zou ik precies onder de vier uur de finishlijn passeren. Mocht ik mij goed voelen, dan ging ik erlangs. Maar niet voor de dertig kilometer, anders zou ik mijzelf overlopen. Ik kende de filmpjes waarin lopers kruipend, struikelend en hallucinerend over de finishlijn vallen. Dat wilde ik koste wat kost voorkomen, daar heb ik de afgelopen maanden niet voor getraind. Daarnaast had ik eerder in de week een ervaring achter de rug, die al pijnlijk genoeg was.

Het was op een zaterdagmorgen om 7.00 uur nog nooit zo druk geweest in huis. De avond ervoor had ik met Niels en Carsten niet alleen de marathonschema’s doorgenomen, maar ook het badkamer- en kookplaatschema. De wc is ín onze badkamer, dus dat moest goed gepland worden. Alsof we naar een bruiloft gingen op een wisselvallige dag, dachten we tot op het laatste moment over onze outfit na. Een windjack, shirt met lange mouwen of toch alleen een hemd? We vuurden het ene cliché na het andere af. Je warmt vanzelf wel op, of, door de wind kan je ook snel afkoelen.

Ik startte in mijn windjack, en had na drie kilometer al spijt. Na een uur was het genoeg, en haalde ik de band met mijn telefoon van mijn arm, deed mijn jack uit en hield het als een bolletje in mijn hand. In mijn andere hand hield ik een flesje water. Doordat mijn hemd nu prettig in de wind wapperde en ik mij niet bezig hoefde te houden met het tempo, dacht ik terug aan de lunch van afgelopen woensdagmiddag.

Toen mijn telefoon trilde, had ik meteen op het beginscherm gekeken en de mail geopend. Tijdens het lezen hield ik mijn adem in. De kritiek van de uitgever was niet mals. De vonk was niet overgeslagen. Mijn trotse fakkel verkoolde binnen enkele seconden tot een krom luciferstokje. Ik legde mijn boterham met ei neer en las de mail nog een keer, dacht dat niemand meer op mijn boek zat te wachten. Ik stond op en liep naar het raam. Ik keek naar buiten, zonder te registreren wat ik zag.

Toen ik de pittige brug over de R4 opliep, rond de eenentwintig kilometer, zag ik mijzelf weer staan voor het raam. Ik haalde diep adem en werd mij bewust van wat ik aan het doen was. De eerste pijnscheuten vlamden door mijn benen. Maar dit hoort erbij, prentte ik mijzelf in, dit hoort erbij. Kom op, dit maakt de overwinning groter. Ineens viel de mail op zijn plek.

Het gaf mij extra kracht, de pijn trok na achtentwintig kilometer langzaam weg, en voor ik het wist nam ik afstand van de ballon. Ik gooide mijn windjack naar een trotse vader die mij vlak voor het bord met drieëndertig kilometer aanmoedigde. Twee kilometer later kreeg ik een nieuwe klap. Ik gooide er nog een gel in, griste een stuk banaan van het bord bij een voorraadpunt en kwam de pijn te boven. Ik finishte in 3 uur, 54 minuten en 32 seconden. Met mijn armen in de lucht liep ik de lijn over.

Als ik deze klappen kan overwinnen, dan komt het met mijn boek ook wel goed.

Tot volgende week.