Dik twee jaar ben ik af en aan met mijn manuscript bezig geweest. Dacht ik er zo goed als dagelijks over na. Past deze gebeurtenis in de verhaallijn? Wat is de rol van dit personage? Ik kon het blijven aanpassen wanneer ik wilde. Altijd was er die veiligheid dat het nog niet af hoefde te zijn, maar ook die terugkerende vraag of aanpassingen ook daadwerkelijk verbeteringen waren. Nu is dat voorbij. Ik heb de feedback van de redacteur verwerkt, het manuscript ligt sinds gisteren bij de corrector.
De corrector doet een check op spelling, grammatica en interpunctie. Of komma’s geen punten moeten worden, of andersom. Dat soort werk. Inhoudelijk wordt er niks meer veranderd. Als de corrector klaar is, gaat het manuscript naar de ontwerper die de binnenkant en het achterplat vormgeeft. Ergens begin maart krijg ik de eerste ontwerpproef van het boek in handen.
Daar hield ik me aan vast. De afgelopen tijd heb ik dagelijks langer naar een computerscherm gestaard, dan dat het buiten licht was. Na een werkdag dook ik vaak meteen de keuken in, waar mijn vriendin vertelde over alles wat ze die dag had geleerd. Fokdeblok, dacht ze weleens. Net als ik. Ik deed mijn best goed te luisteren, maar zat met mijn hoofd vaak al bij mijn manuscript. Na het avondeten dook zij haar boeken weer in, en ging ik verder waar ik de avond ervoor gebleven was.
Die tijd is nu voorbij. Zondag- en maandagavond jaste ik op Netflix meteen de docureeks Sunderland ‘Til I Die erdoorheen. Sunderlands algemeen directeur Martin Bain vertelde in de laatste aflevering dat er in het voetbal een gezegde bestaat over zijn baan: als je erin zit, wil je eruit, en als je eruit bent, wil je erin. Nu ik mijn manuscript heb ingeleverd, voelt het precies alsof ik ontslagen ben van zo’n soort baan.
Tot de volgende.