Twee jaar lang prijkte de schrijver uit Gent bovenaan mijn blog. Die titel kan weg. Ik vertrok naar België met een droom en kom terug met een boek. Komend weekend verhuizen mijn vriendin en ik terug naar Utrecht. Gewoon weer een bakkie of een biertje in ons stadsie, en op de fiets naar huis. Een heerlijk vooruitzicht. Voor de laatste keer drink ik een paar pinten in de volkskroeg van buurman Jacky.

‘Ik heb je boek nog niet gelezen, bewaar ‘m voor de camping,’ zegt Jacky, als hij een glas Jupiler en een schaaltje gefrituurde erwtjes neerzet. Precies drie jaar geleden schudden we voor het eerst de hand en zette ik mijn lippen ook aan een perfect getapt glas bier. Toentertijd zat de verhuisdag erop, en waren we blij verrast met zijn hartelijkheid. Na het derde biertje vertelde ik dat ik een boek ging schrijven. Met luide stem stelde hij me voor aan man aan de bar, (ook) een schrijver.

Die schrijver heb ik nooit meer gezien, de hartelijkheid van Jacky bleef. Vlak voor mijn hardlooprondes zocht ik vaak nog even de schaduw op onder de luifel van zijn terras, en strekte dan mijn benen. Zelden vertrok ik zonder een praatje, waarin hij altijd achteroversloeg over de te lopen afstand. Ook al ging het om vijf kilometer. Vijfhonderd keer van de bar naar het terras en terug, is natuurlijk ook heel erg ver.   

Als ik bij terugkomst uitpufte klopte hij vaak even op mijn schouder en haalde hij zijn – inmiddels moeilijk voor te stellen – volleybalverleden aan. Ook vroeg hij hoe het schrijven ging. Door de jaren heen vertelde ik over de eerste versies. Het herschrijven. Het vinden van een uitgeverij. En de publicatie. We ontdekten: hij op zijn 29e een kroeg. Ik een boek. Vonden we een mooi feitje. 

Gelukkig kost een pint van prima formaat in zijn kroeg slechts tweeëneenhalve euro. Werken is voornamelijk bijzaak geweest. In het eerste jaar zat ik twee dagen per week op mijn knieën en met mijn hoofd in een Vlaamse Wc-pot kakresten weg te boenen. Ik weet eigenlijk niet of ik dat ooit aan Jacky heb verteld. Ik denk het niet. In mijn baan daarna maakte ik routes voor een twaalftal chauffeurs, zonder ook maar enige kennis van het Belgische routenet. Die gaten in de weg, die kennen we allemaal wel. Maar of je bij Erpe-Mere of het beste bij Wippelgem rechtsaf kan naar de Kempen – ik heb echt geen idee. Pas in mijn laatste baan leerde ik het weggenet wat beter kennen, daar ik meestal anderhalf uur per dag in de wagen zat.

Nu zit de tijd van hobbelige wegen en goedkoop bier erop. Hoewel ik morgen in alle vroegte de houten vloer moet boenen en in de was ga zetten, drink ik er toch nog eentje. Ik ga dit missen. Deze goede buur maakte de afstand tot onze verre vrienden op sommige dagen een stuk draaglijker.

Santé.