De eerste drie hoofdstukken zijn af. Of in ieder geval, nu zijn het er drie. Het waren er ooit vier. Er staan geen bakvormen voor mijn neus waar ik mijn tekst ingiet en gladstrijk, zodat elk hoofdstuk evenveel tekst bevat. Nee, de ene taart is groter dan de andere, en ook de ingrediënten verschillen.

Maar het lukte mij niet om de juiste mix te maken. Ik bleef mijn tekst door elkaar shaken, in de hoop een vloeiende start te maken in mijn manuscript. Het begin was te zoet, ik begeleidde de lezer aan een fluwelen handschoen het eerste hoofdstuk door. Ook het tweede hoofdstuk begon met een zoet stuk. Te weinig verrassende smaken.

Dan maar weer de blender in. Opnieuw lezen, alinea’s verplaatsen en hoofdstukken anders beginnen. Bij het einde van het tweede hoofdstuk raakte ik de draad kwijt. Mijn hoofdpersoon was een boek aan het lezen, maar ik twijfelde of het stuk waarin hij het boek in de boekwinkel kocht, al was geweest. Cruciaal, zeker voor mijn verhaal.

Strontchagrijnig liep ik naar de mediamarkt op de korenmarkt in Gent. De welbekende frisse neus. Het liefst wilde ik even hardlopen, maar ik kon moeilijk accepteren dat ik vastliep. Dus besloot ik een nieuwe cartridge voor de printer te halen. Ik hoopte daardoor het overzicht terug te krijgen.

En dat lukte. Er lagen twintig pagina’s A4 op het vloerkleed in de woonkamer. Een zonnestraal scheen op de eerste pagina, en ik begon niet alleen letterlijk het licht te zien. Ik las, en bij een verandering van plaats of tijd, knipte ik. Met een rechterschaar, wat bijna ondoenlijk is als linkshandige, maar schrijven is ook worstelen -dus schaarde ik dat maar onder dat kopje. Vaak knipte ik al na een half A4. Soms pas na tweeënhalve pagina, dan plakte ik de pagina’s aan elkaar, zodat elke scène één geheel was.

Wat ik toen voor me zag, was een mooi contrast met de twintig pagina’s die een uur eerder op de vloer lagen. Stukken papier van verschillende lengtes ontsierden het vloerkleed. Maar ik had het overzicht juist terug. Ik zocht uit waar ik mee wilde beginnen en legde dat stuk op de hoek van de eettafel. Ik pakte een nieuwe scène, die ineens verrassend goed bleek aan te sluiten bij wat ik zojuist had neergelegd, maar toch voor genoeg afwisseling zorgde.

Zo kreeg elke scène een nieuwe plek. Tevreden greep ik terug naar mijn tekstverwerker en zette ik de tekst binnen een kwartier in de juiste volgorde. De eerste pagina zoals die nu is, was in eerste instantie de veertiende pagina. Wat de eerste was, is nu de vijfde. Mijn taart kan de oven in.

Halverwege mijn knutselavontuur was mijn vriendin thuisgekomen. We waren in de lach geschoten. We zeggen het weleens tegen elkaar: die gekke Belgen. Maar zag die Nederlander daar eens zitten.

Volgende week meer over die Nederlander in België.