Dn Hollander

De sneeuw kraakte onder mijn voeten. Ik kon me niet herinneren wanneer ik dat geluid voor het laatst had gehoord. Ik klopte op mijn jas, de vlokken dwarrelden de witte massa tegemoet. Met mijn fiets in de hand liep ik over de stoep, of wat de stoep zou moeten zijn. Ik passeerde een vrachtwagen die de helling niet opkwam. Ik schudde mijn hoofd, maar kon tegelijkertijd een glimlach niet onderdrukken. Dit verzin je niet.

Ik was op weg naar mijn werk, voor mijn eerste werkdag. Als transportplanner. Inderdaad, als transportplanner. Ik had nog weinig zicht op het aantal chauffeurs en wagens waar het bedrijf dagelijks mee te maken heeft, maar zag mezelf al heel de dag met de wegenwacht aan de lijn hangen. Of chagrijnige chauffeurs moed inpraten.

Maar eerst maar eens zelf op tijd komen, toch wel een minimale vereiste. Ik ploeterde door het centrum van Gent, en fantaseerde over ruitenwissertjes voor mijn brillenglazen. Mijn handschoenen zijn een paar graden onder nul gewend, geen sneeuw met een flinke zijwind. De pijn in mijn vingers verdreef de lichte spanning uit mijn lijf. Een minuut voordat ik moest beginnen druppelde ik het pand in.

Ik werd ingewerkt door een man die –dit in twee jaar nog nooit had meegemaakt. Ik schreef mijn notitieblokje van de Action helemaal vol, hoorde aan hoe hij chauffeurs geruststelde en de wegenwacht belde om een bestelwagen uit de sloot te trekken. Na de kerstvakantie verlaat hij het bedrijf, en ben ik zelf verantwoordelijk voor de twaalf chauffeurs.

Wat naast het leren kennen van het Belgische wegennetwerk en de plaatsnamen (Erps-Kwerps wilde ik jullie niet onthouden) misschien wel nog een grotere uitdaging wordt, is de taal. En dit had ik niet verwacht. Het West-Vlaams klinkt voor mij als een slecht werkende transistorradio. Het is dan ook een gewillig gespreksonderwerp tijdens de middagpauze, die een uur duurt. Een uur waarin ik een hoop kan leren, maar waarin mij ook een hoop wijs gemaakt kan worden. Ik heb daarom een maximum van vijf woorden per dag ingesteld. Dn Hollander staat zijn mannetje, maar moet vaak na de lunch even bijkomen. Het kwam daarom ook niet zo goed uit dat ik gisteren iets te lomp tegen de knop van de chauffage (bij uitzondering het zesde woord van de dag) aanliep, waardoor die kapot op de grond viel. Nu sloopt dn Hollander ook nog alles.

Maar ik heb het naar mijn zin, en ben benieuwd hoe het gaat als ik er straks na de kerstvakantie alleen voorsta. In het nieuwe jaar wil ik ook weer verder gaan met het herschrijven van mijn manuscript, en een ritme vinden om dit te combineren met mijn baan.

Ik wil jullie bedanken voor de support en mooie reacties het afgelopen jaar, op naar het volgende. Maar eerst gaat deze blog ook even met vakantie.

Geniet van de kerstdagen! En schol op het nieuwe jaar, want als ge er niet van drinkt, dan blijf het vol!

Vader-zoonweekend

We zijn in Sluis, een klein plaatsje in Zeeuws-Vlaanderen. Ondanks dat ik nu in Gent woon, voelt dit voor mij als geboren Goesenaar nog steeds als de overkant. De wind snijdt in onze wangen, we kruipen verder de kraag van onze jas in. Rechts is de kleine haven, waar geen boot te bekennen is. We duiken een restaurant in, en onderzoeken de kaart op een manier alsof we onze laatste centen gaan uitgeven. Als hoofdgerecht kies ik de vistrio, en bestel verschillende soorten tapenade bij het mandje brood. Ik sla het menu dicht en fantaseer over een stukje sliptong, als ik plotseling de man tegenover mij verschrikt aankijk. Zijn hand gaat langs de bitterballen en het vleesplankje. Zijn vinger blijft hangen en hij kijkt de serveerster aan alsof hij de soep van de dag bestelt. Als voorgerecht wil ik graag een portie oude kaas.

Alles in mij wist op dat moment: ik ben met mijn vader op stap. Ik was er even compleet door verrast. Maar als je mij een week daarvoor op de man af had gevraagd wie dat als voorgerecht zou kunnen bestellen, had ik toch meteen aan mijn vader moeten denken. Een fijne wetenschap.

Eén keer per jaar trekken we er samen op uit. We doen dit sinds mijn geboorte, dus dit was ons 28e vader-zoonweekend. Toen ik een kleine jongen was gingen we kamperen en wandelde mijn vader door het bos terwijl ik op zijn rug zat. Later in mijn jeugdjaren mocht ik meebeslissen. Een rondleiding in de Amsterdam Arena, een avond naar het Flevo Festival, een wedstrijd van het Nederlands elftal, verdwalen met een bootje in de Biesbosch. Of het bezoek aan een klooster, waar tijdens het ontbijt niet gepraat mocht worden. Toen ik aan de monnik tegenover mij om de pindakaas vroeg, kneep mijn vader in mijn bovenbeen. Het zijn kraakheldere herinneringen, die na de blokjes kaas even ter sprake kwamen.

Misschien gingen we dat jaar wel bewust naar een klooster, zodat ik het even niet over die nieuwste spits van Ajax, of het laatste album van M.I.C. kon hebben. Hoe anders was dat afgelopen vrijdag, waar het restaurant langzaam leegstroomde. We hadden het over de teloorgang van Feyenoord, zijn favoriete club. Maar ook over het geloof, waar we met respect naar elkaars visie luisterden. De serveerster vroeg uiteindelijk vriendelijk of we wilden afrekenen, zodat ze het bordje op de deur kon omdraaien.

Na de korte strandwandeling in Cadzand op zaterdagmiddag -niet te doen die wind- dronken we een kop warme chocomel. Het moment dat we nadachten over het komende jaar. Mijn vader is degene die de verschillende versies van mijn manuscript nu vier keer heeft uitgeprint, zonder ook maar een letter te lezen. Ik heb beloofd dat mijn boek bij het volgende vader-zoonweekend sowieso bij ons thuis in de kast staat.

Bij hem thuis, bedoel ik.

Nooit meer die poepresten

Ik reed gister nog net niet juichend weg, maar alles in mij schreeuwde om een hoge kreet uit te slaan. Zo eentje als afgelopen weekend, toen ik tegen het aanrecht leunde op een huisfeestje van een van mijn laatste Utrechtse vrienden die nog in een sloopwoning woont. Ik probeerde tevergeefs mee te blèren met een nummer dat iedereen blijkbaar veel te lang niet had gehoord. Maar de euforie die ik op dat moment voelde, met een beugel Grolsch in mijn linkerhand, viel bijna in het niet bij die van gistermiddag 17.01 uur.

Nooit meer met een schuursponsje de poepresten aan de onderkant van de bril wegschrobben, de stof uit de binnenkant van lampenkappen halen, met een plumeau langs de plinten en op mijn knieën de douchecabine schoonmaken, terwijl ik de blik van het doucheputje vermijd. Die mij altijd lijkt toe te schreeuwen: ha, daar ben je weer. Succes, want ik heb nu nog meer haren vermengd met zeepresten aan mij hangen, dan vorige week. Niet zelden draaide ik vervolgens aan de knop van de regendouche, in plaats van de knop van de douchekop, waar ik mee in mijn handen stond. Weer zeiknat.

Dit alles -in ieder geval als werk- nooit meer. De laatste werkdagen voelde een beetje als een lange vlucht in een vliegtuig: wanneer je weet dat je er bijna bent, ben je er ineens helemaal klaar mee. Wie zijn droom najaagt, moet ook de consequenties slikken. Dat heb ik altijd proberen te onthouden wanneer ik om tien uur ’s morgens met mijn snufferd boven de wc op de eerste verdieping hing, en om vier uur ’s middags dat tafereel herhaalde bij het toilet in de welkomsthal. Maar het was nu echt genoeg.

Vorige week had ik twee sollicitatiegesprekken bij verschillende bedrijven in de logistieke sector. Daar ik het bij alle twee geworden was, kon ik kiezen voor de mooiste uitdaging. Ik ga 4/5 aan de slag, waardoor ik daarnaast aan mijn manuscript kan blijven sleutelen en mijzelf als schrijver kan blijven ontwikkelen. Nu ligt mijn manuscript nog even op de plank, maar in het nieuwe jaar pak ik het met een frisse blik weer verder op.

Volgende week maandag begin ik bij mijn nieuwe job. Het voelt daarom alsof ik nu vakantie heb, Fifa 18 op de PlayStation staat al te draaien. Is er toevallig iemand online?

Tot volgende week!