Voor het eerst in twee jaar ben ik niet met mijn manuscript bezig. Of beter gezegd – kan ik er niet mee aan de slag. De redacteur is aan het redigeren. Misschien is hij op het moment dat ik dit schrijf halverwege het manuscript en krabt hij achter zijn oren, fronst hij een wenkbrauw. Of leest hij gewoon verder.
Het schrijven van deze blog kostte me moeite. Meestal weet ik ongeveer wat ik wil vertellen, zet ik rustige muziek op en begin ik te tikken. Dat gaat de ene keer gemakkelijker dan de andere keer, maar er rolt vaak uiteindelijk wel iets uit. Deze keer niet. Ik wist waar ik het over wilde hebben, maar kwam niet verder dan de eerste twee regels. Alles wat ik tikte, bleef nietszeggend. De woorden leken lukraak geprikt in een woordenboek. Ik klapte de laptop dicht en besloot een rondje te gaan hardlopen.
Zonder handschoenen. Verschrikkelijk slecht idee. Het zorgde er wel voor dat mijn vingertoppen om aandacht bleven schreeuwen, waardoor ik mijn blog volledig kon loslaten. Terwijl ik mijn handen opwarmde boven een pannetje chocomel, realiseerde ik me ineens waarom het me zoveel moeite kostte. Vanaf het moment dat ik het manuscript had opgestuurd, bestond het voor even niet meer. Ik had dit nodig, om er niet mee bezig te zijn. De redacteur met het manuscript voor zijn snufferd, is een gedachte die ik de baas was, en nauwelijks opdook. Door er in deze blog over te schrijven, open ik een deur die ik zo goed dicht had weten te houden. Ineens zie ik de redacteur zitten. Meestal helpt een blog me om dingen te relativeren en van me af te schrijven, nu even niet.
Nog anderhalve week, dan krijg ik mijn manuscript terug. Het voelt ineens als een eeuwigheid.
Tot de volgende.