Al voor het schrijven van de eerste zin worstelde ik. Ga ik mijn verhaal in de tegenwoordige, of in de verleden tijd vertellen? Nooit over nagedacht. Ik pakte een paar boeken uit de kast en las hoe andere schrijvers dat aanpakken. Het diner van Herman Koch maakte het mij niet makkelijk. Koch speelt met de tijd. En daar werd ik mij pas op dat moment van bewust. Ik voelde mij dom.

Zo bleef de pagina nog even leeg. We schrijven 1 november, mijn eerste echte schrijfdag. Op een reeks reisblogs, artikelen in een Zeeuws tijdschrift en tourverhalen met de band John Coffey na, had ik nog bar weinig ervaring in het schrijven. Ik weet wel dat ik het erg leuk vind. En dat ik een verhaal te vertellen heb. Maar man, hoe schrijf je in hemelsnaam een roman?

Ik gebruikte de national novel writing month als stok achter de deur. 50.000 woorden schrijven in één maand. Dat betekende 1667 woorden per dag, ongeveer twee en een halve A4. Ik probeerde de start te relativeren door te bedenken dat elke schrijver ooit is begonnen met een witte pagina voor zijn neus. Maar ik denk dat voor een ervaren schrijver zo’n pagina uitnodigend leeg voelt. Of vrijblijvend leeg. Die van mij voelde akelig leeg. Ik staarde naar de bewegende cursor. Vroeg mij af of die een gelijke tred houdt met de wijzers van de klok. De seconden tikten weg.

Na een kwartier staren begon ik maar gewoon met schrijven. In de verleden tijd. Ik deed dat op zolder. Aan een oud stalen schoolbureau die ik voor twaalf euro bij de kringloop had gekocht. Zo eentje waarvan het tafelblad omhoog kan. Na twee uur was de eerste alinea af. De cijfers zijn mij bekend -een gemiddelde roman bevat tussen de 70.000 en 90.000 woorden. Nu al wilde ik een voorstelling maken hoeveel tekst er nog zou komen. Op basis van deze ene alinea.

Onmogelijk natuurlijk. Ik focuste mij weer op de tekst. Las mijn stuk nog een keer na, en pas nu zag ik het. Ik was onbewust drie keer overgeschakeld naar de tegenwoordige tijd. Ik pakte een post-it en plakte die op de muur: verleden tijd. Weer voelde ik mij dom.

Ik zuchtte diep. Herpakte mij, en ging verder met de afwijkende gebeurtenis in het dagelijks leven van mijn hoofdpersoon. Dat schijnt te werken op de eerste pagina van een boek, en ik geloof daar wel in.

Tot volgende week.