Foto of illustratie, ik lette er eigenlijk nooit op

Ter inspiratie pakte ik een aantal boeken uit de kast en van mijn nachtkastje, waaronder De moord op commendatore van Haruki Murakami, Oorlog en terpentijn van Stefan Hertmans en Ik haal je op, ik neem je mee van Niccolò Ammaniti. De eerste twee heb ik op vakantie gelezen, in het pareltje van Ammaniti ben ik nu bezig. Op het boek van Murakami prijkt een illustratie van het hoofd van een man, met gekleurde linten om zijn gezicht. Op de andere een foto van een onheilspellend Vlaams polderlandschap (Hertmans) en een foto van een schichtige jongen die een stuk watermeloen eet (Ammaniti).

Sinds ik nadenk over mijn eigen omslag, let ik ineens op het verschil tussen een foto en illustratie op de voorkant van een roman. En ben ik me voor het eerst gaan verdiepen in boekomslagen. De gekleurde linten om het gezicht op de voorkant bij Murakami, duiden wellicht op de verscheidenheid die het schilderen van een gezicht met zich meebrengt. De hoofdpersoon is portretschilder. Over de watermeloen-etende jongen tast ik nog in het duister.

De roman van Hertmans gaat over zijn opa, die gevochten heeft tijdens de eerste wereldoorlog, maar er toen al van droomde om schilder te worden. Hertmans had er ook voor kunnen kiezen om een illustratie van zijn opa op de voorkant af te beelden, terwijl die een portret schildert. Misschien heeft hij daar ook wel over nagedacht en in overleg met zijn uitgeverij een paar schetsen laten maken door een illustrator, maar koos hij uiteindelijk toch voor een foto van een landschap.

Bij mij is het precies andersom gegaan. Ik dacht dat ik een foto van twee gezichten op de voorkant wilde, die de hoofdpersonen moesten voorstellen. De titel in het midden, daaronder mijn naam, zoiets. Maar toen ik er een paar weken geleden serieuzer over begon na te denken, vond ik een foto eigenlijk niet bij de voorkant van een roman passen. De hoofdpersonen zouden al te veel ingekleurd kunnen worden.

Dus besloot ik om Olf de Bruin in te schakelen, een illustrator. Ik ben fan van zijn werk en vind het te gek dat hij voor me aan de slag is gegaan. Hij heeft drie schetsen opgestuurd. Van één schets was ik meteen onder de indruk. Ik belde hem op, en na een paar opmerkingen is hij die verder gaan uitwerken.

De illustratie voor de omslag is nu af. De grafisch ontwerper van de uitgever gaat aan de slag met de typografie van de titel. Mijn verhaal heeft nu een gezicht gekregen, die ik op 19 september bij de start van de crowdfunding met jullie zal delen.

Tot de volgende.

 

Ik deins er niet voor terug

Niels, freelance videoproducent en voormalig huisvriend, draait aan de lens van de camera en gaat op zijn knieën zitten. Ik zit achter het oude schoolbureau, waar ik twee jaar geleden de eerste letters van mijn manuscript op papier heb gezet. Ik kijk in de camera en schuif op Niels’ verzoek nog een paar centimeter naar rechts. Zufan loopt de trap op met een kop gekookt water (de damp kan een mooi effect geven), en zet het naast de laptop op het bureau. Niels steekt zijn duim op, ik haal diep adem.

Elf jaar geleden heb ik op een regenachtige middag in Middelburg met mijn toenmalige bandje voor een subsidieproject een korte promofilm opgenomen. Mijn enige ervaring met praten voor een camera tot nu toe. Toen hield ik mijn gebalde vuisten strak langs mijn lichaam, nu vind ik ontspanning in het toetsenbord van de laptop.

Ik kijk strak in de camera. Halverwege de tweede zin zoek ik naar een geruststelling, een glimlach, een omhooggetrokken wenkbrauw. Die vind ik natuurlijk niet. Al zou ik de lens uitschelden voor schele klootzak -de bolling zal niet veranderen, het glasplaatje zal niet breken. Toch is Niels na de eerste take niet ontevreden.

We filmen buiten verder. Dikke plukken wolken sieren de lucht, af en toe laat de zon zich zien. Voor even zet ik mijn toeristische bril op, en blijf staan op bruggen waar ik normaal gesproken zo snel mogelijk overheen loop. We benutten elk rustig moment voor een paar opnames. Mensen stoppen om te kijken, we zijn voor even net zo interessant als Kasteel Gravensteen en de Korenmarkt bij elkaar. Ik deel de essentie van mijn verhaal en de reden waarom ik het boek ben gaan schrijven met een paar onbekende toehoorders. Ik deins er niet voor terug, want ik vind het belangrijk dat het verteld wordt.

Niels maakt er in deze dagen een mooi geheel van. Ik ben enorm blij met zijn hulp, en donders benieuwd naar het resultaat. Op 19 september zal het filmpje op de crowdfundingpagina te zien zijn.

Tot volgende week!

Hij stopte met lopen en keek me verbaasd aan

Wat is het heet, hè?
Klopt man. Maar ik kan het wel gebruiken voor mijn boek, is een leuk detail, daar was het zand ook altijd zo warm.
Hij stopte met lopen en keek me verbaasd aan.
Wat zeg je nou?

Vorige week tijdens die zinderende hitte ging ik met een vriend, Jesse, naar Blaarmeersen. Blaarmeersen is een recreatieplas hier in Gent. Paar bomen, tot een paar weken geleden prachtig groen gras, en bij de waterrand een opgespoten stuk strand. Daar loop ik het liefst op blote voeten, want een van mijn grootste ergernissen is om op slippers door zacht zand te jakkeren. Naast het gevoel alsof je opnieuw moet leren lopen, schieten er altijd weet ik veel hoeveel zandkorrels het binnennetje van je zwembroek in. Maar allemachtig, de zon leek het strand in vlam te hebben gezet. Het zand brandde onder onze voeten.

Al twee jaar vertel ik aan bijna niemand waar mijn boek over gaat. Nu floepte het er ineens uit. De deadlines voor de crowdfunding en mijn manuscript komen steeds dichterbij. Het houdt me in mijn greep, alsof er ergens in mijn achterhoofd continue door mijn manuscript gebladerd wordt. En zodra er een herkenning is, schiet het door naar mijn bewustzijn. Zoals het brandende zand, waar Jesse over begon.

We gooiden onze handdoeken uit, keken elkaar kort aan, haalden onze schouders op en smeerden elkaars rug in. Ondertussen vertelde ik verder waar het verhaal over ging. Ik merkte dat ik het prettig vond dat hij voor even met zijn rug naar me toe zat. In het begin haperde ik wanneer ik over het verhaal vertelde. Aan de ene kant omdat ik bang ben voor de afwijzing, aan de andere kant omdat ik het moeilijk vind om tot de kern te komen. Maar nu ik het aan steeds meer vrienden vertel die me helpen bij de voorbereiding van de crowdfunding, krijg ik meer vertrouwen en gaat het me beter af.

Ik werk momenteel aan een korte samenvatting, die op de crowdfundingpagina komt te staan. Jullie hoeven dus ook niet lang meer te wachten, want woensdag 19 september start de actie.

Tot de volgende! 

Zo bestond mijn manuscript ineens uit nietszeggende streepjes

Kort na de landing op de luchthaven van Tel Aviv namen we de trein richting het centrum. Omdat we waarschijnlijk een station te vroeg waren uitgestapt, of de bus die we daarna moesten hebben sinds die dag ineens het treinstation niet meer aandeed, stonden we ietwat verdwaald langs de weg. Een behulpzame jongeman zei dat we ook een Sherut konden aanhouden, een gedeelde taxi. Geel busje met 16 op de ruit.

We stapten in en lieten op onze telefoon zien waar ons hostel was. Het vinden van een couchsurfingadres was niet gelukt. Waarschijnlijk door een gebrek aan referenties, kregen we in een paar reacties te horen. Maar goed, de chauffeur kon de straatnaam niet lezen. Ik maakte de tekst groter. Zonder succes. Met een kromme nek en een waterval aan zweet tussen mijn tas en rug, sprak ik de straatnaam op tien verschillende manieren uit. Toen ik de juiste ch-klank te pakken had, knikte hij.

We hebben fantastische bouwwerken, tuinen, muurschilderingen en beelden gezien. Allemaal uitingen die voor mij zichtbaar zijn, die ik kan plaatsen. Of in ieder geval, op mijn manier kan interpreteren. Van de tekens op de informatieborden, verkeersborden en menukaarten kan ik niks maken. Geen idee hoe ik het moet uitspreken. Meestal staat er een Engelse vertaling bij, maar als je af moet gaan op het Hebreeuws, kom je nergens. De chauffeur van de Sherut was niet slechtziend, maar kon de Engelse straatnaam simpelweg niet lezen. Ik heb mij laten vertellen dat er drie verschillende tekens zijn voor de letter A in het Hebreeuwse alfabet. Fascinerend.

Ik realiseerde het me nog niet toen ik die eerste avond neerplofte in de Sherut, maar gaandeweg de hoeveelheden humus, falafel, shakshuka en kebab, steeds meer. Als schrijver, zeker als Nederlandse, maak je je wereld eigenlijk ongelooflijk klein. Als ik de afgelopen twee jaar zou zijn gaan pottenbakken of schilderen, zou ik plaatjes hebben kunnen laten zien aan die kapper in Nazareth, of die Sudanees met zijn Israëlische vriendin. Alles wat ik in mijn manuscript op papier heb staan, zijn voor hen niets meer dan zwarte streepjes.

Natuurlijk kan mijn manuscript vertaald worden, maar een schilderij net op een andere manier schilderen, doet ook wat. Het gaat om de pure vorm waar ik nu mee bezig ben, wat voor bijna iedereen die ik heb gesproken compleet onleesbaar zou zijn. Een bizarre gedachte. Ergens ook wel fijn, misschien hielp het me er volledig afstand van te nemen. Geen idee.

Hoe het ook zij, die tijd is nu voorbij. Volgende week meer!